• goed·koop
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen goedkoopgoedkopergoedkoopst
verbogen goedkopegoedkoperegoedkoopste
partitief goedkoopsgoedkopers-

goedkoop

  1. (handel) laag in prijs
    • Een goedkoop hotel. 
     Hoog niveau: Voorzitter Bob Hoogendoorn van het Koninklijk Nederlands Geologisch-Mijnbouwkundig Genootschap (KNGMG) valt hem bij. "Er is echt geen werkloze afgestudeerde op dit moment. Er is enorm veel vraag naar." Bovendien is de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek aan de VU van wereldniveau, benadrukt hij. Niet goedkoop weliswaar, mede door het veldwerk, maar wel erg goed.[3]
     Door alle abonnementen op te zeggen konden we overal een goedkopere aanbieder voor zoeken.[4]
  2. (figuurlijk), (pejoratief) eenvoudig en/of slecht bedacht
    • Een goedkope leugen. 
    • Een ontzettend goedkope truc. 
  • [1]: Goedkoop is duurkoop.
Iets dat weinig kost, is vaak ook van lage kwaliteit
Tijdelijk goedkoop
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]
  1. "goedkoop" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. goedkoop op website: Etymologiebank.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 6 mei 2025 Weblink bron
    Sven Schaap
    “Werkveld luidt noodklok op actiedag tegen verdwijnen aardwetenschappen VU” (6 mei 2025), NOS
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be