• aan·bie·ding
enkelvoud meervoud
naamwoord aanbieding aanbiedingen
verkleinwoord aanbiedinkje aanbiedinkjes

de aanbiedingv

  1. (handel) iets voordelig te koop aanbieden
    • De winkel stond vol met verschillende aanbiedingen om de klanten naar binnen te lokken. 
    • Als je iets gedurende een korte tijd kunt kopen voor een lagere prijs is het een aanbieding. 
  2. het aanbieden
    • Ik kan u geen betere aanbieding doen dan ik al gedaan heb. 
     Mijn eigen professor zoekt op internet naar de beste aanbiedingen.[2]
tijdelijk goedkoop
  • De voor "aanbieding" genoemde meervouds- en verkleinvormen worden ook gebezigd voor "aanbod" dat slechts in het enkelvoud voorkomt.
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
naamwoord aanbieding aanbiedinge
aanbiedings

aanbieding