sale
Niet te verwarren met: ceel |
- sale
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sale | sales |
verkleinwoord | - | - |
de sale m
- verkoop tegen verlaagde prijzen gedurende een beperkte periode
- ▸ Een generatie geleden kochten we iets waar we jaren mee moesten doen. Nu is onze kledingkast een vergaarbak van niemendalletjes die in de sale een goed idee leken.[1]
- Het woord sale staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sale" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Elfie Tromp“Een ode aan de mode van Rick Owens” (27 augustus 2018) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
sale | sales |
sale
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk / vrouwelijk |
sale | sales |
sale
- vies, vuil
- (spreektaal) klote-, rot, vervelend
- «La vie est un sale boulot.»
- Het leven is een vervelende rotklus.[1]
- «La vie est un sale boulot.»
- (spreektaal) schunnig, schuin
- «Guy nous a raconté une sale histoire.»
- Guy heeft ons een schuine bak verteld.[1]
- «Guy nous a raconté une sale histoire.»
sale m
- (spreektaal) viezerik [1]
- (spreektaal) vuile was
- «Nous, on préfère laver le sale en famille.»
- Wij hangen de vuile was liever niet buiten.[1]
- «Nous, on préfère laver le sale en famille.»
enkelvoud | meervoud |
---|---|
sale | sali |
sale m
vervoeging van |
---|
salir |
sale
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van salir