verkooppraat
- ver·koop·praat
- samenstelling van verkoop zn en praat zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verkooppraat | |
verkleinwoord | verkooppraatje | verkooppraatjes |
de verkooppraat m
- verhaal(tje) dat een verkoper houdt over een te verkopen product; vaak worden de kwaliteiten van het product beter voorgesteld dan overeenkomt met de werkelijkheid
- ▸ Tegen de tijd dat we terug waren in de vergaderzaal waar hij zijn verkooppraatje begonnen was, kreeg ik het gevoel dat de meerderheid van zijn gehoor ter plekke een cheque zou uitschrijven.[1]
- ▸ Al zegt het verkooppraatje op de website dat het eigenlijk gaat om 'een kunstwerk' dat 'met zorg vervaardigd [is] om een esthetische, meditatieve schoonheid te bewerkstelligen die in elke omgeving, thuis, op school, op het werk, voor rust en troost kan zorgen', voor mij is het toch in de eerste plaats een ecosysteem.[2]
- meestal wordt het denigrerende verkleinwoord verkooppraatje gebruikt
- Het woord verkooppraat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Uit kille berekening” (1995), Van Holkema & Warendorf , ISBN 9026973144
- ↑ “Waarom zijn er zoveel soorten” (2016), Atlas Contact , ISBN 9789045031422