Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • han·dels·eco·no·mie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handelseconomie handelseconomieën
verkleinwoord handelseconomietje handelseconomietjes

Zelfstandig naamwoord

de handelseconomiev

  1. (economie) de economische activiteit van een stad of land die bestaat uit het verhandelen van goederen en diensten
     Met de sterke groei van de Nederlandse handelseconomie in Europa en daarbuiten kan volgens het CPB "Nederland, en specifiek Rotterdam, beschouwd worden als 'de poort van de wereld naar Europa'".[1]
     Maar het beleid van de ECB heeft dit onvoldoende voor elkaar gekregen. Aanhoudende onzekerheid over de internationale handelsoorlog en de Brexit blijven de Europese handelseconomie dwarszitten.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Sterke groei Nederlandse economie dankzij export” (Dinsdag 29 augustus, 11:25), NOS
  2.   Weblink bron “Amerikaanse centrale bank hint op renteverlaging in de toekomst” (Woensdag 19 juni 2019, 21:55), NOS