• han·dels·agent
enkelvoud meervoud
naamwoord handelsagent handelsagenten
verkleinwoord

de handelsagentm

  1. (beroep) (handel) persoon die gerechtigd is namens een bedrijf of persoon handel te drijven; persoon die bemiddelt tussen koper en verkoper
     De Brit Roger Barrett reist al sinds 1994 op en neer naar Noord Korea. Hij noemt zichzelf handelsagent voor internationale bedrijven die willen handelen met het geïsoleerde land. Hij denkt dat internationale sancties tegen Noord-Korea geen zin hebben.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “'Sancties tegen Noord-Korea zijn zinloos'” (Donderdag 31 augustus 2017, 17:03), NOS