Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ruil·han·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ruilhandel
verkleinwoord ruilhandeltje ruilhandeltjes

Zelfstandig naamwoord

de ruilhandelm

  1. handel zonder geld of ander medium maar door het direct ruilen van goederen of diensten
    • Ruilhandel was voor de uitvinding van het geld de enige manier van handelen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be