Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kle·ding·win·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kledingwinkel kledingwinkels
verkleinwoord kledingwinkeltje kledingwinkeltjes

Zelfstandig naamwoord

de kledingwinkelm

  1. winkel waar men kleding aan consumenten verkoopt
    • Tegenwoordig zijn de meeste kledingwinkels deel van een winkelketen zoals bijvoorbeeld C&A of Zeeman 

Meer informatie

Gangbaarheid