• kle·ding·toe·la·ge
enkelvoud meervoud
naamwoord kledingtoelage kledingtoelages
kledingtoelagen
verkleinwoord

de kledingtoelagev / m

  1. geld dat je krijgt om je kleren van te kunnen kopen
    • Maar het eigenlijke geheim van Dordrecht schuilt in twee uitvoerende ambtenaren van de sociale dienst A. de Graaf en P. de Vries. Zij regelen al vanaf 1987 dat de opvang van de asielzoekers meer dan op rolletjes loopt. Zij zorgen voor de huisvesting, voor de voeding- en kledingtoelage, voor alle verzekeringen en de inrichting van de woningen. Per vluchteling ontvangt Dordrecht 720 gulden per maand en daarvan moet alles worden betaald. Daarnaast ontvangt een alleenstaande asielzoekers 445 gulden toeslag en een echtpaar 800 gulden.[2] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Henk Kool 24 september 1990