Kledinghangers van draad en hout

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kle·ding·han·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kledinghanger kledinghangers
verkleinwoord kledinghangertje kledinghangertjes

Zelfstandig naamwoord

de kledinghangerm

  1. (huishouden) raamwerk van hout, metaal of kunststof waarover je jassen, overhemden en soms ook andere bovenkleding kunt draperen en dat met een haak zelf weer aan een stang of haak in een kast, rek of garderobe kan worden vastgemaakt
     De kledinghanger moet dus én passen in de huisstijl van de klant én een vorm hebben die past bij het kledingstuk.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Ratiba Basir
    “De kledinghanger lijkt uitontwikkeld. Of valt er nog iets aan te verbeteren?” (17 augustus 2022) op nrc.nl