Nederlands

 
Kleerhangers van draad en hout
Uitspraak
Woordafbreking
  • kleer·han·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kleerhanger kleerhangers
verkleinwoord kleerhangertje kleerhangertjes

Zelfstandig naamwoord

de kleerhangerm

  1. (huishouden) rek van hout, metaal of kunststof waaraan je jassen en overhemden kunt hangen
    • De boze vrouw schold haar man de huid vol omdat hij zijn dure jasje zomaar op de grond had gegooid in plaats van netjes aan een kleerhangertje op te hangen. 
    • Binnen zit haar oudste zoon aan de keukentafel. Hij is bijna elf en normaliter vergroeid met zijn iPad, maar nu staart hij een beetje wazig voor zich uit. Hij heeft een glimlach zo breed alsof hij die nacht met een kleerhanger in zijn mond heeft geslapen. Mijn zus vraagt of er iets gebeurd is. [2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Ellen Deckwitz 17 augustus 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be