het aanmeten van maatkleding
  • maat·kle·ding
enkelvoud meervoud
naamwoord maatkleding
verkleinwoord

de maatkledingv

  1. (kleding) kleding die speciaal op maat gemaakt wordt voor een bepaald persoon en daarom veel duurder is dan confectie
    • Hij had een wilde hipsterbaard en bijpassende bruine kleding die sterk afstak tegen de elegante maatkleding van zijn vader. Hij liep meestal op blote voeten, trok soms en plein public zijn kleren uit. Hij gaf niet om materiële bezittingen, verzette zich tegen verspilling en de gevestigde orde, en ging af en toe in hongerstaking. Een lastige maar aardige puber met een zwakke gezondheid die uit zou groeien tot een invloedrijk activist. Zijn gedachtengoed bestond uit een eigen, mystiek-christelijk ecologisch proto-marxistisch anti-kapitalisme. Had hij nu geleefd dan was hij lid geweest van Greenpeace, de Piratenpartij, de dierenbescherming en de anti-globalisten. Kortom, naar huidige maatstaven iemand die eerder wantrouwen dan enthousiasme ontmoet. [2] 
99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Louise Fresco 30 november 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be