maat
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- maat
1 - 2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | maat | maats, maten |
verkleinwoord | maatje | maatjes |
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘indeling in de muziek’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1644 [1]
- In de betekenis van ‘metgezel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1546 [1]
- In de betekenis van ‘afmeting’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1210 [1]
3 - 4 - 5 - 6 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | maat | maten |
verkleinwoord | maatje | maatjes |
Zelfstandig naamwoord
maat
- m kameraad, makker, metgezel, vriend
- Hij wilde met zijn maten naar de kroeg, maar zijn vriendin was daar niet zo blij mee.
- In feite is dit misschien een pervers gevolg van de aankondiging van de wapenstilstand. Ze hadden zo veel te verduren gehad dat ze bij de gedachte dat de oorlog zo zou eindigen, met zo veel maten dood en zo veel vijanden in leven, bijna niet konden wachten om een bloedbad aan te richten en er eens en voor al een eind aan te maken. Ze zouden iedereen afslachten. [2]
- m (in het kaartspel) partner
- Hij speelde de slag naar zijn maat toe.
- v/m (gestandaardiseerde) eenheid van lengte, oppervlakte of inhoud
- Om de juiste maat af te meten, gebruik je best een maatbeker.
- v/m juiste afmeting, geschikt formaat: software op maat, onder de maat
- Onze keukenkasten zijn op maat gemaakt om de ruimte optimaal te benutten.
- v/m aanduiding van de grootte van een kledingstuk of schoen: een maatje te groot
- Toen ik klein was, kocht mijn moeder mijn kleren altijd een maat te groot.
- v/m (muziek) manier om een muziekstuk in te delen: maat houden
- De dirigent wilde graag beginnen bij maat 46.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- [1] Jan Rap en zijn maatiedereen, ook mensen die minder in aanmerking komen
- [3] met twee maten meten
Spreekwoorden
- [3] de maat is vol zijneen ontwikkeling niet langer aanvaarden
- [3] met wat mate gij meet, zal u gemeten worden[3]de manier waarop je anderen behandelt bepaalt hoe je zelf behandeld zult worden
- [3] met welke maat gij meet, zal u wedergemeten worden[4]de manier waarop je anderen behandelt bepaalt hoe je zelf behandeld zult worden
Vertalingen
1. makker
3. eenheid van lengte enz.
5. grootte van kledingstuk/schoen
6. (muziek) manier om een muziekstuk ritmisch in te delen
Gangbaarheid
- Het woord maat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "maat" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ 1,0 1,1 1,2 "maat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Lemaitre, Pierre "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 18
- ↑ Weblink bron Statenvertaling Jongbloed “Marcus 4:24” (1888)
- ↑ Weblink bron Statenvertaling Gereformeerde Bijbelstichting “Matteüs 7:2” (2004)
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be