• maat·slag
enkelvoud meervoud
naamwoord maatslag maatslagen
verkleinwoord

de maatslagm

  1. (muziek) een slag met een dirigeerstokje die aangeeft hoe het ritme en de snelheid van een muziekstuk is
     Bij de juiste maatslag keek hij triomfantelijk en geamuseerd van opzij naar zijn dame, daarna stampte hij plotseling met zijn ene voet, stuiterde van de vloer omhoog als een bal en wervelde rond, zijn dame met zich meevoerend.[2]
     De kern van Zwarts betoog is dat vóór Bach de maatslag thesis/ arsis, neer/op, vaste regel was. Na Bachs dood in 1750 introduceerde de Mannheimer school een nieuwe dirigeermethode, die nog steeds geldt. „Velen hebben niet begrepen dat het begrip ”slag” vroeger tweedelig was. Wie op de Mannheimer manier één, twee, drie, vier, een vierkwartslag slaat, gaat ten opzichte van Bach volledig de fout in”, aldus Zwart.[3]
  2. (kaartspel) een slag die door de partner wordt gehaald
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron
    Gert de Looze
    “Jan Zwart (1916-2003)” (20 juni 2003), Reformatorisch Dagblad