slag
- slag
- In de betekenis van ‘klap’ voor het eerst aangetroffen in 1220 [1]
- Naamwoord van handeling van slaan.
[A]
1-3 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | slag | slagen |
verkleinwoord | slagje | slagjes |
de slag m
- (militair) militair treffen
- Adolf van Nassau bleef in de slag.
- De Slag aan de Somme was een grote slag tijdens de Eerste Wereldoorlog, waarbij meer dan een miljoen slachtoffers vielen [2]
- ▸ De Slag om de Schelde was hierbij heel belangrijk. Soldaten uit Canada, Groot-Brittannië en Polen vochten vijf weken lang tegen soldaten uit Duitsland. Het was heel zwaar maar uiteindelijk wonnen ze. Dit werd afgelopen weekend herdacht in Terneuzen.[3]
- ▸ Wie dit soort momenten heeft meegemaakt, weet dat de geschiedenis van volkeren wordt bepaald door de uitslag van de grote slagen.[4]
- het opzettelijk doen belanden van een hand of een voorwerp op iemand
- De slagen regenden neer op zijn gezicht.
- (figuurlijk) een pijnlijke of nadelige gebeurtenis
- Hij kreeg slag op slag te verwerken, eerst stierf zijn vrouw, daarna zijn zoon.
- (kaartspel) een aantal kaarten, van iedere speler gewoonlijk één, die door een bepaalde speler gewonnen worden
- Door de lengte van zijn troefkaart wist hij nog twee slaagjes te winnen.
- geluid gemaakt door een ontploffing of een klap (slagwerk)
- het slaan van het hart (hartslag) dat voelbaar is aan de pols (polsslag)
- beweging van de armen bij zwemmen (zwemslag)
- beweging van de benen bij schaatsen (schaatsslag)
- een draaiing van iets (een slag in het haar)
- de keer dat iets ronddraait
|
|
1. militair treffen
2. het opzettelijk doen belanden van een hand of een voorwerp op iemand
aan de slag kunnen
|
[B]
4 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | slag | - |
verkleinwoord | - | - |
het slag o
- een soort of categorie, gewoonlijk van mensen
- Mensen van zijn slag beginnen zeldzaam te worden.
- Het woord slag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slag" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "slag" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wikipedia
- ↑ Weblink bron nieuwsbegrip.nl“75 jaar vrijheid in Nederland” (2-9-2019), CED-groep
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Bekend sinds ca. 1550, van Nedersaksisch slagge[1]
enkelvoud | meervoud |
---|---|
slag | slags |
slag
- sintel
- (metallurgie) slak [2]
- (scheldwoord) slet
- (scheldwoord) waardeloos iemand
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to slag |
he/she/it | slags |
verleden tijd | slagged |
voltooid deelwoord |
slagged |
onvoltooid deelwoord |
slagging |
gebiedende wijs | slag |
slag