• wiek·slag
enkelvoud meervoud
naamwoord wiekslag wiekslagen
verkleinwoord

de wiekslagm

  1. de op-en-neergaande beweging van de vleugels van een vogel
     Maar jij, waar ben jij? We hoeven het niet over je ziel te hebben, en of die nog, met onwennige wiekslag na het voor 't eerst verlaten van het nest, rond het bed fladdert dan wel in rechte lijn is weggevlogen.[2]