Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoef·slag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hoefslag hoefslagen
verkleinwoord hoefslagje hoefslagjes

Zelfstandig naamwoord

de hoefslagm

  1. het geluid van paardenhoeven die de bodem raken
    • Er waren hoefslagen te horen in de verte. 
  2. (paardrijden) een baan in de dressuurbak
  3. (waterbeheer) deel van een dijk, waarvan het onderhoud tot de taak van de eigenaar van een bepaald perceel behoort
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord hoefslag hoefslae

Zelfstandig naamwoord

hoefslag

  1. hoefslag