paardrijden
- Geluid: paardrijden (hulp, bestand)
- IPA: /ˈpaːrt.rɛidə(n)/
- paard·rij·den
- Leenvertaling van Engels horseriding, als kunstvorm voor het eerst bekend in Nederland eind 18e eeuw, zie vindplaats hieronder.
- Het werkwoord is een terugvorming van het zelfstandig naamwoord paardrijden.
- samenstelling van paard en rijden
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
paardrijden |
reed paard |
paardgereden |
klasse 1 | volledig |
paardrijden
- (paardrijden) zich, zittend op de rug van een paard, verplaatsen
- Voordat ze ging paardrijden, zadelde ze het paard op.
het paardrijden o
- (paardrijden) (hobby) (sport) het rijden te paard, ter ontspanning of als sportbeoefening
- ▸ Paarden, houdt men in Engeland te veel, tot nadeel van den Landbouw, door dien het Paardrijden eene aloude Engelsche gewoonte is.[1]
zich, zittend op de rug van een paard, verplaatsen
het rijden op een paard, ter ontspanning of als sportbeoefening
|
- Het woord paardrijden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "paardrijden" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Brender à Brandis, G.“Nieuwe natuur- geschied- en handelkundige zak- en reis-atlas” (1789-1799), Gravius, Nicolaas Theodorus Amsterdam, p. 147 op Delpher.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be