• om·slag
enkelvoud meervoud
naamwoord omslag omslagen
verkleinwoord omslagje omslagjes

omslag m ([1,2] ook o)

  1. het bekleedsel aan de buitenkant van een boek.
  2. een doek om een ziek lichaamsdeel.
  3. een plotselinge verandering in het tegendeel.
    • "Nog geen omslag in duurzaamheidsbeleid van banken" [1] 
  4. onnodige drukte.
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]