• zon·ne·slag
enkelvoud meervoud
naamwoord zonneslag zonneslagen
verkleinwoord zonneslagje zonneslagjes

de zonneslagm

  1. (medisch) ziekteverschijnselen die optreden door overmatige verhitting van hoofd en nek als de zon fel schijnt
    • In Zanzibar overlijdt hij aan de gevolgen van een zonneslag. [2]
  2. (verouderd) zeer fel schijnende zon gedurende een bepaalde tijd
    • Ottevare had toevallig vernomen, dat de druiven in de serre van den baron dit jaar door eenen zonneslag nagenoeg vernield waren. [3]
  3. (plantkunde) benaming voor schimmelziekte die in het voorjaar bij sommige steenvruchten kan optreden
58 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]