sintel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sin·tel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘uitgebrand stuk steenkool’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1436 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sintel | sintels |
verkleinwoord | sinteltje | sinteltjes |
Zelfstandig naamwoord
sintel m
- het niet volledig verbrande residu van steenkool
- een korrelig stolsel dat door een vulkaan uitgeworpen is
Gangbaarheid
- Het woord sintel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "sintel" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.