Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·slag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanslag aanslagen
verkleinwoord aanslagje aanslagjes

Zelfstandig naamwoord

de aanslagm

  1. het aanslaan van iets
  2. (muziek) wijze van aanslaan van toetsen
    • Het meisje had een mooie aanslag op de piano. 
  3. (juridisch), (financieel) vordering van de belastingdienst
    • De aanslag werd in Nederland verzonden in de beruchte blauwe envelop. 
  4. terroristische aanval
    • De aanslag op de twin towers is de bekendste terroristische aanslag. 
    • Op Hitler werden in totaal 42 aanslagen gepleegd, helaas ging er steeds wat mis 
  5. korst afgezet vuil
    • In het huis van de alcoholist waren alle wastafels bedekt met een vieze aanslag. 
  6. (techniek) een voorziening op een rail of as die de bewegingsruimte van een of ander mobiel onderdeel beperkt
  7. gereed om een klus voortvarend aan te pakken
     Met mijn boodschappenlijst voor de komende maand in de aanslag stortte ik me op de schappen en na anderhalf uur duwde ik twee volle winkelwagens de supermarkt uit richting het postkantoor.[2]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Spreekwoorden
  • (militair) in de aanslag brengen: tegen de wang leggen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

  1. aanslag op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be