stuit
- stuit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stuit | stuiten |
verkleinwoord | stuitje | stuitjes |
de stuit v
- (anatomie) onderste gedeelte van de rug ter hoogte van het stuitbeen
- gestuit, stuitbeen, stuitbevalling, stuiten, stuiter, stuitgeboorte, stuiting, stuitklier, stuitligging, stuitverbinding
vervoeging van |
---|
stuiten |
stuit
- Het woord stuit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stuit" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "stuit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stuit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ stuit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ stuit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ stuit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be