• weer·om·stuit
enkelvoud meervoud
naamwoord weeromstuit -
verkleinwoord

de weeromstuitm

  1. teruɡkaatsing nadat iets met vaart geraakt is (zelden buiten onderstaande uitdrukking)
     De kijkcijfers dalen wanneer de kijker niet geamuseerd is. Dus moet er, tegen de klippen op, gelachen worden. Wat zal de weeromstuit zijn wanneer er eens niet gelachen kan worden?[2]
  • van de weeromstuit
    (figuurlijk) als heftige reactie
• Nadat het land forse kritiek kreeg wegens mensenrechtenschendingen, riep het van de weeromstuit zijn ambassadeur terug voor overleg. 
• We denken dat de samenleving verhardt en verlangen van de weeromstuit terug naar de geborgenheid van de jaren '50. [3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    J.L. Heldring
    Dezer dagen : Het lachen zal hun vergaan in: NRC Handelsblad (5 juli 2007), p. 7
  3. Thom de Graaf op D66-congres Arnhem