weerom
- weer·om
- samenstelling van weer en om
weerom
- nog een keer, opnieuw
- Hij heeft weerom daarover geklaagd.
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord: terug
- weeromkeren: De lente keerde weerom en overal waren er bloemen en fluitende vogels in het frisse groen.
- [1]: wederom
- Het woord weerom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weerom" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be