Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stuit·je
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het stuitjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord stuit, vooral gangbaar in de betekenis "stuitbeen"

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be