[2] Het beslaan van paarden
  • be·slaan
  • In de betekenis van ‘bekleden, bedekken met iets’ voor het eerst aangetroffen in 1220 [1]
  • afgeleid van slaan met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beslaan
besloeg
beslagen
klasse 6 volledig

beslaan

  1. overgankelijk een bepaald gebied betreffen
    • Zijn rayon beslaat geheel Zuid-Holland, Zeeland en een stuk van Brabant. 
     De brandweer in Frankrijk heeft zaterdag een zeer grote bosbrand in de zuidelijke streek de Cevennen onder controle gebracht. Het vuur verspreidt zich niet meer, maar beslaat nog wel een gebied van 650 hectare.[3]
  2. overgankelijk een paard van een hoefijzer voorzien
    • Het paard werd meteen beslagen. 
  3. ergatief door condensatie dof of ondoorzichtig worden
    • Bij het betreden van het binnenbad besloegen de glazen van zijn bril. 
  • Beslagen ten ijs komen
goed voorbereid zijn en zeker zijn
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]