besloeg
- be·sloeg
vervoeging van |
---|
beslaan |
besloeg
- enkelvoud verleden tijd van beslaan
- Ik besloeg.
- Jij besloeg.
- Hij, zij, het besloeg.
- Ik besloeg.
- Het woord besloeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
beslaan |
besloeg