beslaan/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van beslaan | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | beslaan | te beslaan | ||||||||
toekomend | zullen beslaan | te zullen beslaan | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben beslagen | te hebben beslagen | ||||||||
toekomend | beslagen zullen hebben | beslagen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
beslaand | beslagen | ev. besla |
mv. verouderd beslaat |
besla | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | besla | beslaat | beslaat | beslaat | beslaat | beslaan | beslaan | beslaan | |||
verleden (o.v.t.) | besloeg | besloeg | besloeg | besloeg | besloeg | besloegen | besloegen | besloegen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal beslaan | zult/zal beslaan | zult/zal beslaan | zult beslaan | zal beslaan | zullen beslaan | zullen beslaan | zullen beslaan | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou beslaan | zou beslaan | zou(dt) beslaan | zoudt beslaan | zou beslaan | zouden beslaan | zouden beslaan | zouden beslaan | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb beslagen | hebt beslagen | hebt/heeft beslagen | hebt beslagen | heeft beslagen | hebben beslagen | hebben beslagen | hebben beslagen | |||
verleden (v.v.t.) | had beslagen | had beslagen | had beslagen | hadt beslagen | had beslagen | hadden beslagen | hadden beslagen | hadden beslagen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal beslagen hebben | zal/zult beslagen hebben | zult/zal beslagen hebben | zult beslagen hebben | zal beslagen hebben | zullen beslagen hebben | zullen beslagen hebben | zullen beslagen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou beslagen hebben | zou beslagen hebben | zou/zoudt beslagen hebben | zoudt beslagen hebben | zou beslagen hebben | zouden beslagen hebben | zouden beslagen hebben | zouden beslagen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm beslagen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt beslagen | er is beslagen | |||||||||
verleden | er werd beslagen | er was beslagen | |||||||||
toekomend | er zal beslagen worden | er zal beslagen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou beslagen worden | er zou beslagen zijn | |||||||||
lijdende vorm beslagen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | beslagen worden | beslagen te worden | ||||||||
toekomend | beslagen zullen worden | beslagen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | beslagen zijn | beslagen te zijn | ||||||||
toekomend | beslagen zullen zijn | beslagen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word beslagen | wordt beslagen | wordt beslagen | wordt beslagen | wordt beslagen | worden beslagen | worden beslagen | worden beslagen | |||
verleden (o.v.t.) | werd beslagen | werd beslagen | werd beslagen | werdt beslagen | werd beslagen | werden beslagen | werden beslagen | werden beslagen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal beslagen worden | zult beslagen worden | zult beslagen worden | zult beslagen worden | zal beslagen worden | zullen beslagen worden | zullen beslagen worden | zullen beslagen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou beslagen worden | zou beslagen worden | zou/zoudt beslagen worden | zoudt beslagen worden | zou beslagen worden | zouden beslagen worden | zouden beslagen worden | zouden beslagen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben beslagen | bent beslagen | bent/is beslagen | zijt beslagen | is beslagen | zijn beslagen | zijn beslagen | zijn beslagen | |||
verleden (v.v.t.) | was beslagen | was beslagen | was beslagen | waart beslagen | was beslagen | waren beslagen | waren beslagen | waren beslagen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal beslagen zijn | zult beslagen zijn | zult beslagen zijn | zult beslagen zijn | zal beslagen zijn | zullen beslagen zijn | zullen beslagen zijn | zullen beslagen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou beslagen zijn | zou beslagen zijn | zou/zoudt beslagen zijn | zoudt beslagen zijn | zou beslagen zijn | zouden beslagen zijn | zouden beslagen zijn | zouden beslagen zijn |