• door·slaan
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorslaan
/ˈdoːrslan/
sloeg door
/ˌsluxˈdoːr/
doorgeslagen
/ˈdoːrɣəˌslaɣə(n)/
klasse 6 volledig

doorslaan

  1. (elektriciteit, van een stop) stukgaan zodat de verbinding doorbroken wordt
    • De stoppen waren doorgeslagen omdat de bliksem was ingeslagen. 
  2. alles bekennen tijdens een verhoor
    • De verdachte wilde maar niet doorslaan. 
  3. zonder enige remming, wild worden, gek worden
    • De doorgeslagen koe rende zo de sloot in. 
  4. te ver gaan met iets zodat het niet meer goed is
    • Het dikke meisje sloeg door met afvallen en heeft nu anorexia nervosa. 
     Meer is niet beter en minder kan juist gezond zijn. We zijn in de westerse maatschappij een beetje doorgeslagen in onze verslaving aan spullen en schulden.[1]
  • de stoppen slaan bij iemand door
helemaal wild worden, driftig worden
  • de balans slaat door
in een overweging wordt duidelijk welke van de twee mogelijkheden gaat overheersen
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be