Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slag·arm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slagarm slagarmen
verkleinwoord slagarmpje slagarmpjes

Zelfstandig naamwoord

de slagarmm

  1. (sport) de arm die een sporter gebruikt om een bal weg te slaan
    • Azarenka liet zich in de eerst set behandelen aan haar rechterpols. De favoriete was niet zo scherp als eerder in de week, maar dwong Sjarapova in de tweede set niettemin tot een grote krachtsinspanning. Na afloop klaagde ze ook niet over pijn in haar slagarm. [2] 
    • Mooi, zou je zeggen, spelers in vorm en vorm geeft vertrouwen. De basis voor een boeiend vervolggevecht lijkt te zijn gelegd. Maar nee hoor. Vanaf de tweede set was het Nederlandse blok plotseling niet meer opgewassen tegen de kanonskogels van de aanvallers Iwan Zaitsjev en Luca Vettori en was het kruit uit de Nederlandse slagarmen verdwenen. Vooral aanvallend zakte Nederland ver weg. De setstanden in de drie verloren sets spraken boekdelen: 25-18, 25-21 en 25-18. [3] 

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen