toeslag
- toe·slag
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘bijgevoegd bedrag’ voor het eerst aangetroffen in 1909 [1]
- samenstelling van toe en slag [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toeslag | toeslagen |
verkleinwoord | toeslagje | toeslagjes |
de toeslag m
- een bonus vanwege een specifieke situatie
- De moeder kreeg toeslag om te zorgen voor haar gehandicapte kind.
- aanvullend te betalen bedrag, heffing
1. een bonus vanwege een specifieke situatie
- Het woord toeslag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toeslag" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "toeslag" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ toeslag op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be