hagelslag
- ha·gel·slag
- samenstelling van hagel en slag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hagelslag | - |
verkleinwoord | hagelslagje | hagelslagjes |
de hagelslag m
- (voeding) een soort broodbeleg, bestaande uit strooisel van chocolade of gekleurde suiker
- - Hij eet de laatste tijd veel hagelslag op zijn brood.
- - Fabrikanten van hagelslag vrezen dat hun product het volgende slachtoffer van 'de dopinghetze' zal zijn. 'Wij hebben topsporters verzocht hun hagelslaggebruik niet aan de grote klok te hangen. Want dat maakt je meteen verdacht.' [1]
- het met kracht neervallen van de hagel
- De hagelslag van gisteren overtrof de ergste verwachtingen!
- hagelschade
- De hagelslag aan onze auto was enorm.
- [2], [3] neerslag
1. een soort broodbeleg, bestaande uit strooisel van chocolade of gekleurde suiker
2. het met kracht neervallen van de hagel
3. hagelschade
- Het woord hagelslag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hagelslag" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Volkskrant Directie 12 maart 2016 Satirisch artikel
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be