• ge·na·de·slag
enkelvoud meervoud
naamwoord genadeslag genadeslagen
verkleinwoord - -

de genadeslagm

  1. de laatste slag toegebracht aan een zwaargewonde vijand om hem uit zijn lijden te helpen
    • In de middeleeuwen werd de genadeslag als ridderlijk en eervol beschouwd, ook al had de kerk er bezwaren tegen. 
    • Als hij zelfverzekerd door de loopgraven beende en zich tot de mannen richtte, kon hij net zo veel enthousiasme als hij wilde in zijn woorden leggen als hij refereerde aan de verpletterende nederlaag van de vijand die met een laatste salvo de genadeslag zou krijgen, maar de mannen gaven hem alleen wat vaag gemopper ten antwoord en stemden voorzichtigheidshalve zwijgend toe door naar hun kistjes te kijken. [1] 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Lemaitre, Pierre
    Tot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 13
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be