• pas·seer·slag
enkelvoud meervoud
naamwoord passeerslag passeerslagen
verkleinwoord

de passeerslagm

  1. (tennis) een tennisslag die de bal zodanig raakt dat hij onbereikbaar langs de tegenstander heen gaat
     De derde set begon op de service van Van de Zandschulp met een felle strijd om de eerste game. Na een prachtige rally kwam Nadal met een sterke passeerslag op voordeel, Van de Zandschulp herstelde met een fraai dropshot, maar uiteindelijk zorgde Nadal voor de vroege break.[1]
     De laatste grandslamfinale van Federer ontaardde in 2019 in een drama voor de Zwitser. Op eigen service kreeg hij op 40-15 twee matchpoints tegen Djokovic, maar na eerst een uitbal van Federer werkte de Serviër het tweede punt weg met een knappe passeerslag.[2]
  2. (schaak) in het schaken het slaan van een pion die net twee velden vooruit is gegaan
  1.   Weblink bron “Van de Zandschulp bewaart beste tot het laatst, maar buigt in drie sets voor Nadal” (Vrijdag 27 mei), NOS
  2.   Weblink bron “Twaalf memorabele momenten uit Federers loopbaan in beeld” (20/9/2022Dinsdag), NOS