1. Een aan de grond gelopen containerschip met zware slagzijde.
  • slag·zij·de
enkelvoud meervoud
naamwoord slagzijde -
verkleinwoord - -

de slagzijdev / m

  1. (scheepvaart) ongewenst sterk opzij hellen van een schip
     Uit een inspectie vanaf de Smit Lloyd 121 van Smit Tak bleek dat de tanker met een slagzijde van vier graden op de rotsen ligt en alleen aan de voorzijde nog anderhalve meter boven water uitsteekt.[3]
  2. (Vroegnieuwnederlands) (scheepvaart) zijkant van een schip die bij het bouwen of in het gebruik scheef uitgezakt is
  3. (sport) bij een slaghout of hockeystick de vlakke kant die bestemd is om de bal goed te raken
     Het veldbalbat, dat 80 cm lang is, heeft een handvat van 2 cm en een slagvlak van 52 cm bij 8 cm. De slagzijde is plat, de andere zijde bolvormig.[4]
   1. zie: slagzij   
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. slagzijde op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron Helft van olie weggelekt uit gestrande tanker Braer in: Nieuwsblad van het Noorden  , jrg. 106 nr. 5 (7 januari 1993), Nieuwenhuis, Groningen, p. 1 kol. 6
  4.   Weblink bron
    Rob, Willem & Leertouwer, E.J.
    “Slagbalspelen, handleiding voor het geven van onderwijs in de slagbalspelen”, 4e druk (1949), Muusses, Purmerend, p. 93