• grond·slag
enkelvoud meervoud
naamwoord grondslag grondslagen
verkleinwoord - -

de grondslagm

  1. metselwerk in de grond waarop een gebouw kan rusten
  2. datgene waarop een beschouwing, ontwerp, redenering e.d. berust
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]