Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·non·slag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kanonslag kanonslagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kanonslagm

  1. zeer zwaar knalvuurwerk
    • De verkoop van legaal vuurwerk is gestart. Vanaf zaterdag 18.00 uur mag het afgestoken worden. Toch zullen, en dat gebeurt nu al, er genoeg, rotjes, kanonslagen, vuurpijlen etc. al afgestoken gaan worden. En met alle gevolgen van dien, vreest Ronald Kranenburg. [2] 
    • Eerst de liften onklaar maken in de witte flat en oppassen dat ’Lippie’ de conciërge je niet te pakken kreeg. Van de hoogste verdieping boterhamzakjes met water naar beneden kegelen, hopend op een voltreffer. Met de blaaspijp elk openstaand raampje beschieten. Een jaar later werd de blaaspijp vervangen door sigaretten en rookten we ons misselijk. In het vuurwerkseizoen bekogelden we elkaar met kanonslagen. [3] 
    • De ondernemende knul had in de Poolse stad Slubice 8600 zware en gevaarlijke kanonslagen gekocht, verpakt in negen dozen. Hij liet zich per taxi naar het stille stationnetje Frankfurt-Rosengarten, net over de grens, vervoeren met de bedoeling daar de boemeltrein naar de Duitse hoofdstad te nemen. [4] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen