voorslag
- voor·slag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorslag | voorslagen |
verkleinwoord | voorslagje | voorslagjes |
de voorslag m
- voorstel
- De vrouw vond het wel aardig dat de dominee haar die voorslag deed. Daarom zei ze: „Ga uw gang maar.” [3]
- noot die men speelt ter versiering vóór de eigenlijk te spelen noot
- één of meer tonen die waarschuwen dat een klok het hele uur gaat slaan
- Ook ontwikkelde zich de voorslag: met behulp van een mechanisme en hamers kondigde een kort melodietje de naderende uurslag aan. [4]
- [3] wekkering
- Het woord voorslag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voorslag" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ voorslag op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad 14-10-2011 Om Sions Wil
- ↑ Reformatorisch Dagblad Jasper J. Stam 06-10-2010 Bronzen bellen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be