Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·slag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voorslag voorslagen
verkleinwoord voorslagje voorslagjes

Zelfstandig naamwoord

voorslag m [2]

  1. voorstel
    • De vrouw vond het wel aardig dat de dominee haar die voorslag deed. Daarom zei ze: „Ga uw gang maar.” [3] 
  2. noot die men speelt ter versiering vóór de eigenlijk te spelen noot
  3. één of meer tonen die waarschuwen dat een klok het hele uur gaat slaan
    • Ook ontwikkelde zich de voorslag: met behulp van een mechanisme en hamers kondigde een kort melodietje de naderende uurslag aan. [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

77 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. voorslag op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Reformatorisch Dagblad 14-10-2011 Om Sions Wil
  4. Reformatorisch Dagblad Jasper J. Stam 06-10-2010 Bronzen bellen
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be