• kaak·slag
enkelvoud meervoud
naamwoord kaakslag kaakslagen
verkleinwoord

de kaakslagm

  1. klap tegen de kaak (of een ander deel van het gelaat)
    • De vader van een vijftienjarige wildplasser heeft in de nachtelijke uren in Goes een kaakslag aan een agent uitgedeeld. De zoon, die al mee moest naar het bureau om zijn identiteit uit te zoeken, kreeg gezelschap van zijn pa. De 47-jarige vader uit het Belgische Oostnieuwkerke zit echter nog vast wegens de mishandeling.[2] 
    • Dick V.'s advocaat Nico Meijering bevestigt dat de kaakslag aan Holleeder pas onlangs aan de aanklacht is toegevoegd. Het OM wil dat V. ook voor dit feit ook na maandag in voorarrest blijft. Meijering wil verder geen commentaar geven.[3] 
  2. een scherpe, beledigende, kwetsende opmerking
96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]