Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trom·mel·slag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trommelslag trommelslagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de trommelslagm [2]

  1. (muziek) een enkele slag of roffel op een trommel
     Onder de schutterstroepen die bij trommelslag zijn opgeroepen, is intussen de korte vleug van geestdrift weer getaand, zij zijn doodsbang om buiten de veilige wallen van hun stad te moeten trekken, doodsbang dat het werkelijk tot vechten zal komen met de gevaarlijke Pruisen die zo goed kunnen schieten.[3]
     Overdag weerkaatste van alle bergruggen in het rond de dreunende trommelslag van een compleet regiment Hongaarse tamboers, maar de nachten waren nog erger: achter zich zag de Beierse keurvorst de hemel dan rood oplichten van de brandende dorpen en velden terwijl recht vooruit reeds de waanzinnige lach opklonk van zijn van schaamte gek geworden vrouw, en nog begreep hij niet wat er gebeurd was.[4]


Gangbaarheid

Verwijzingen