• vin·ken·slag
enkelvoud meervoud
naamwoord vinkenslag vinkenslagen
verkleinwoord vinkenslagje vinkenslagjes

de vinkenslagm

  1. het slaan, de zang van een vink
  2. net om vinken te vangen
  • [2] Op vinkenslag zitten.
    • Zeer alert wachten om iets te kunnen doen of zeggen, op het punt staan tot actie over te gaan