• slag·hoed·je
enkelvoud meervoud
naamwoord slaghoedje slaghoedjes
verkleinwoord - -

het slaghoedjeo dim. tant. [1]

  1. (militair) dopje met een ontplofbaar mengsel, dat zal ontbranden indien het wordt getroffen door de slagpin van een vuurwapen
88 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[2]