Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koks·maat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koksmaat koksmaats
verkleinwoord koksmaatje koksmaatjes

Zelfstandig naamwoord

koksmaat m [1]

  1. (kookkunst) hulpje van de kok
    • En zo kwamen de kranten vol te staan met pittoreske (lucht)foto’s van het Franse schip Le Ponant, dat op 6 april door Somalische zeerovers werd gekaapt in de Indische Oceaan. Voorlopig nog zonder de gruwelijke bijeffecten van de gemiddelde kaping, de moderne equivalenten van het vastspijkeren van de officieren op het dek en het voor de haaien gooien van de koksmaats. De 32 bemanningsleden van het Schiff mit drie Segeln zijn nog gezond en wel, en: ‘Commando’s houden gekaapt schip in vizier’.[2] 
    • Een typische selfmade man die als drop-out van de havo na wat omzwervingen - waaronder als koksmaat op een expeditie naar de Noordpool - besluit toch maar iets van zijn leven te maken. Zijn moeder, de Tsjechische Bozé Vojacek, levert de bedrijfsnaam.[3]  
Synoniemen
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Pieter Steinz 12 april 2008
  3. Volkskrant Jurrien Dekker 16 oktober 2007
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be