maatvis
- maat·vis
- samenstelling van maat zn en vis zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maatvis | maatvissen |
verkleinwoord |
de maatvis m
- vis die net groot genoeg is om gevangen te mogen worden
- Het woord maatvis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "maatvis" herkend door:
47 % | van de Nederlanders; |
43 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be