• be·ne·den·maats
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen benedenmaats benedenmaatser benedenmaatst
verbogen benedenmaatse benedenmaatsere benedenmaatste
partitief benedenmaats benedenmaatsers -

benedenmaats

  1. slechter dan men mag verwachten
     Elshoff zag nog een ploeg benedenmaats presteren. "Argentinië is dan wel door, maar vraag niet hoe. Een pijnlijke worsteling, zeer moeizaam. Coach Jorge Sampaoli heeft inmiddels de zeggenschap overgedragen aan Messi, zoals te zien was. Sampaoli heeft niet datgene gebracht waarop werd gehoopt."[1]
     Die middelbare school moest in 2010 sluiten, omdat de kwaliteit van het onderwijs al jaren benedenmaats was. De minister van Onderwijs, Marja van Bijsterveldt, stopte de bekostiging.[2]
  2. kleiner dan de normale maat
  1.   Weblink bron “Top en flop: trefzekere Lukaku en Kane tot schrijnend Duitsland” (Vrijdag 29 juni 2018, 08:00), NOS
  2.   Weblink bron “Gemeente Amsterdam wil strengere eisen voor nieuwe schoolbesturen” (Maandag 8 juni 2015, 18:30), NOS