beneden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·ne·den
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 1236
- In de betekenis van ‘bijwoord van plaats’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
- van Middelnederlands beneden; in het Germaans afgeleid met het voorvoegsel *bi-, de oorsprong van Nederlands be- (2) [2]
Bijwoord
vnw. bijw. | ||
---|---|---|
voorzetselbijwoord | beneden | |
persoonlijk | erbeneden | |
aanwijz. | nabij | hierbeneden |
veraf | daarbeneden | |
vragend/betrekk. | waarbeneden |
beneden ;
- op een plek die lager is, onder
- Zij wonen beneden.
- ▸ Heel langzaam volgden we de contouren van de haarspelden naar beneden.[3]
- prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
- Hij woont al jaren in een flat waar een muziekwinkel beneden is.
- ten zuiden van
- Zij wonen beneden de grote rivieren.
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- Beneden-Zeeschelde, beneden de Moerdijk, benedenbuur, benedendeks, benedenhoofd, benedenhuis, benedenstrooms, benedenverdieping, benedenwaarts, benedenwinds, benedenwoning
Voorzetsel
beneden
- op een plek die lager is
- Beneden het huis is een grote kelder.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord beneden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "beneden" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "beneden" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ beneden op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be