benedenverdieping

Nederlands

 
benedenverdieping = begane grond
Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ne·den·ver·die·ping
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord benedenverdieping benedenverdiepingen
verkleinwoord benedenverdiepinkje benedenverdiepinkjes

Zelfstandig naamwoord

de benedenverdiepingv

  1. de begane grond, de verdieping die gelijk met de straat is
    • Waardoor de conclusie dus niet anders kan luiden dan dat ik de millennials die Kaapse Maria een paar maanden geleden openden zeer waarschijnlijk niet meer begrijp. Over de wijze waarop je een etentje-in-de-stad kunt uittillen boven een doordeweekse maaltijd op een studentenkamer, houden we er tenminste heel uiteenlopende ideeën op na. Misschien ook dat we hadden moeten opteren voor een plek op de benedenverdieping. Daar oogt het restaurant merkwaardig genoeg weer ‘gewoon’ als een bruin eetcafé en ontbreekt in elk geval dat Overtoom-meubilair.[2] 
    • Map van Arem (45) heeft de deur zojuist achter zich dichtgetrokken, en laat de twee achter in de vergaderruimte op de benedenverdieping. De mede-eigenaar van reclamebureau XXS in Amsterdam houdt zich als operationeel directeur onder meer bezig met het personeel. En daar hoort hun algehele welzijn bij, vindt ze. „Onze werknemers zijn creatief bezig. Het is daarom van belang dat ze goed in hun vel zitten”, zegt Van Arem. [3]  
     Hij stak de speksteenkachel aan met vers hout, restafval van de houtbewerking waar meer dan genoeg van was. Wanneer hij 's avonds met zijn bouwtekeningen en berekeningen boven bij de petroleumlamp zat, elektrisch licht was er alleen op de benedenverdieping, kon hij de temperatuur zo hoog laten worden dat hij ten slotte alleen nog in zijn hemd zat.[4]
Synoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Wim de Jong 16 februari 2017
  3. NRC Caroline van Keeken 24 januari 2017
  4. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142