• daar·be·ne·den
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     beneden  
 persoonlijk     erbeneden  
aanwijz.   nabij     hierbeneden  
  veraf     daarbeneden  
  vragend/betrekk.     waarbeneden  

(scheidbaar)
daarbeneden

  1. beneden dat, beneden die
    • Daarbeneden zie je de Maas stromen. 
     Alleen kaarsen op tafel voor de sfeer — waren die ook op rantsoen? Lauritz had geen idee en niemand die daarbeneden voorbijliep over de Strandpromenaden kon een vermoeden hebben van wat er op de eettafel in het Aquarium lag.[1]
     Daar ergens hielden zijn herinneringen op. Haar geslacht rook heerlijk, dat herinnerde hij zich. En het haar daarbeneden had dezelfde kleur als op haar hoofd, het was dus haar echte haarkleur.[2]
76 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628265
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be