• be·ne·den·deks

benedendeks [1]

  1. onder het bovendek van een schip; in het schip
    • Eerder hoorden reddingswerkers al geluiden in het schip tijdens zoektochten naar de 39 vermisten. In de nacht waren wel een Zuid-Koreaanse man en vrouw benedendeks gered. [2] 
    • Om een team van vier bergers van Smit aan boord te brengen. ,,Achter de brug van het schip, die bescherming biedt tegen de nog altijd stevige wind, laat het viertal zich zakken, zegt Martijn Schuttevaer, woordvoerder van Smit. ,,Op die plek is ook meer houvast. Daarna volgt een moeilijke tocht benedendeks, naar een veilige plek om een sleeptros aan vast te maken. [3] 
    • Madsen houdt echter vol dat Wall tijdens de trip in augustus per ongeluk om het leven kwam. Dat zou benedendeks gebeurd zijn, terwijl de uitvinder zich op het dek van de duikboot bevond. Wel bekende hij de vrouw een zeemansgraf te hebben gegeven, door haar resten overboord te zetten. [4] 
95 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[5]